January 21, 2023
Lust For Life - Interview John Densmore(The Doors)
‘Jim was voorbestemd om een vallende ster te zijn’
Heel kort brandde het vuur van The Doors feller dan bij welke band ook. Tot het in 1971 werd gedoofd door het destructieve karakter van zanger Jim Morrison en zijn spoor van juridische rompslomp. Tegen alle verwachtingen in werd zijn zwanenzang L.A. Woman een sensationeel succes. Een gesprek met drummer John Densmore over zijn maat Jim en diens erfenis: “We zijn vijftig jaar verder en ik praat nog stééds over L.A. Woman.”
Jim mocht niet ouder worden dan 27, maar zijn collega John Densmore heeft zowaar de leeftijd van 76 weten te bereiken. En dat ondanks het vernielzuchtige karakter van Jim, het megasucces van The Doors en het zwarte gat na de breuk. Tegenwoordig heeft hij vaker een pen tussen zijn vingers dan een drumstok. Zijn derde boek The Seekers: Meetings With Remarkable Musicians kwam eind vorig jaar uit. Maar hij denkt nog met veel liefde terug aan die tijd dat hij speelde in een iconische band. Met een crèmekleurig pak, inclusief hoed en sjaal en een grijze haardos, lijkt hij tegenwoordig meer op een kledingontwerper dan op de drummer van een rockgroep. Vrolijk lachend kijkt hij in de camera. Op de achtergrond staat een drumstel en hangen twee blauwe borden: Morrison Street en Densmore Avenue. Daar blijkt een interessant verhaal achter te zitten. “Ik ben geboren in Los Angeles en ik ken alle straten hier. Ik wist al jaren dat Densmore Avenue bestond, dus toen ik een paar jaar geleden tijd te veel had, besloot ik die laan eens te bezoeken. Wat bleek: na zo’n anderhalve kilometer kruist die opeens Morrison Street! Je moet beseffen dat ze die straatnamen duizenden jaren geleden hebben bedacht, dus niet na het succes van The Doors. Profetisch, toch? We hebben de burgemeester zover gekregen om beide borden aan dezelfde paal te bevestigen. Ik wist altijd al dat we met elkaar verbonden waren. Het doet me deugd dat Morrison Street en Densmore Avenue elkaar kruisen in de stad van L.A. Woman!”, aldus een lachende Densmore.
In slechts vier jaar tijd, van 1967 tot 1970, brachten Ray Manzarek (toetsen), Robby Krieger (gitaar), John Densmore en Jim Morrison vijf ijzersterke albums uit. Ze werden wereldberoemd, maar het leidde er ook toe dat Morrison steeds harder op zijn eigen ondergang afstevende. Het publiek zag slechts de knappe, intelligente, ietwat grillige frontman die met zijn leren broek de beste feestjes optuigde. Al snel werd Jim het mythische rockfiguur van de jaren zestig. Een profeet. Hoewel de steeds groter groeiende groep fans onbezorgd danste op Light My Fire, Hello, I Love You en Touch Me, rolde er achter die façade een lawine aan pijn en wanhoop. Op het zesde album L.A. Woman (1971) werd het de laatste keer dat Jim Morrison te horen was (als we An American Prayer uit 1978 niet meerekenen, waarop Morrisons voordracht op muziek is gezet). Kort na de release vertrok Jim naar Parijs op zoek naar geluk. Hij zou nooit meer terugkeren: drie maanden na verschijning van het album overleed hij op 3 juli 1971.
God spelen
Het succes van L.A. Woman heeft daarom nog steeds een bittere bijsmaak. Het vijftigjarig jubileum van de wereldplaat is dit jaar reden voor vreugde (een feestelijke boxset staat op de planning), maar markeert ook de vijftigjarige herdenking van Jim Morrisons dood. Densmore zucht. “Ja, dat tweede jubileum vier ik niet echt. Ik ben meer fan van 8 december: zijn geboortedag. Een sterfdag vind ik geen feestje waard.” Duidelijk. We beginnen meteen over L.A. Woman en Densmore neemt opgelucht een slok uit zijn witte koffiebeker. “Ik wist destijds wel dat L.A. Woman speciaal was. Door onze eerste paar platen, The Doors, Strange Days en Waiting For The Sun, leerden we hoe je een goed album moest maken. Daarna probeerden we Sgt. Pepper’s Lonely Hearts Club Band na te doen met The Soft Parade, vol strijkers en blazers. Na Morrison Hotel gingen we met L.A. Woman weer terug naar onze garagesound, waar we ooit mee begonnen. We gingen gewoon voor het gevoel en het maakte niet uit of we fouten maakten — we wilden het uitkleden tot de rauwe essentie. En hé, het zal wel goed geweest zijn, want vijftig jaar later praat ik er nog steeds over. Ik hoopte dat The Doors mijn huur een decennium zou kunnen betalen, maar zoals je ziet: nu heb ik grijze haren en is de band nog steeds onderdeel van mijn bestaan.”
Het opnameproces kende een ongunstige start. Producer Paul Rothchild liep halverwege de studio uit, omdat de band volgens hem, met name in het nummer Riders On The Storm, ‘cocktailmuziek’ aan het maken was. Gelukkig denkt Densmore vijftig jaar later alleen nog aan de plezierige tijd
in de studio: “Ik weet nog hoeveel lol we hadden om God te spelen, door regen en donder toe te voegen aan Riders On The Storm. Ik besefte toen niet dat het gegarandeerd zendtijd zou opleveren, elke winter wanneer het stormt. Maar ach, we hadden enkele tapemachines klaarstaan bij donderslagen, zodat we er eentje konden inzetten wanneer we wilden. We lachten ons rot. Voor eventjes beheersten we het universum.” John kijkt langs de camera en begint met zijn vingers te knippen. “De titelsong geeft je het gevoel alsof je op de snelweg rijdt met honderd kilometer per uur.” Hij begint de karakteristieke toetsenpartij te neuriën. “Het is gewoon de sfeer van elk nummer; daar ben ik zeer ingenomen mee”. Hij geeft zichzelf een schouderklopje en zegt: “Al zeg ik het zelf, ik ben toch de drummer, hè.”
Mr. Mojo Risin’
John praat over Jerry Scheff, de bassist van Elvis Presley, die op L.A. Woman de ritmesectie met Densmore mocht invullen. Doorgaans vervulde de linkerhand van Manzarek die rol. “Het getokkel van Jerry had meer kracht dan het geluid dat Ray’s keyboard voortbracht. Het was hemels om met hem te mogen spelen. Toen Ray hem de baslijn van Riders On The Storm probeerde te leren, zei Jerry: ‘Ray, ik kan het zo niet spelen met bassnaren. Ik moet het aanpassen!’ Hij veranderde het iets en de rest is geschiedenis. Bedankt Jerry”, vertelt John enthousiast. Opeens is hij afgeleid en valt hij stil. “Hoor je dat? De vuilniswagen is er. Wacht even, ze dumpen mijn recycle-afval. Nou, terwijl we wachten tot het lawaai voorbij is, ga ik jou wat vragen stellen”, lacht John. Na wat geouwehoer over Amsterdam, een vriend genaamd Peter en het wel of niet afsnijden van je linkeroor à la Van Gogh om bij Lust For Life te worden aangenomen, is de vuilniswagen weg en vervolgen we ons gesprek. Jim stond bekend als The Lizard King en noemde zichzelf ook wel Mr. Mojo Risin’, een anagram van zijn naam. Halverwege de titelsong hoor je hem enkele keren die zelfgekozen bijnaam roepen. “Nadat we L.A. Woman hadden opgenomen, schreef Jim die woorden uit, veranderde hij de volgorde en stond er opeens zijn naam. Toen wisten we zeker dat die man een genie was”, zegt John trots. “Maar goed, ik wist dat mojo een seksuele term is in de blues. Dus ik stelde voor om het tempo flink te verlagen en langzaam te verhogen, zoals bij een orgasme. Het probleem is alleen dat dat nummer meer dan zeven minuten lang is… Ik heb geprobeerd het tempo te evenaren van de start van het nummer en kwam aardig in de buurt. Tussen jou en mij en iedereen die dit leest: ik zat er een beetje naast, want het is iets sneller dan het begin, maar het is rock & roll. Ik ben en blijf een perfectionist, altijd nadenkend hoe ik zaken kan verbeteren. Dat is wat je geest stimuleert. Kijk naar Willie Nelson: die man is tien jaar ouder dan ik, maar nog steeds actief en ook een perfectionist. Het houdt je gezond!”
Trein afremmen
Wie weet: als Jim een zweem van dat perfectionisme had gekend, had hij misschien nog jaren gezond geleefd. Zijn geest wilde helaas harder dan zijn lichaam aankon. “Jim was zelfdestructief én creatief. Beide komen niet altijd in hetzelfde pakketje, maar in zijn geval wel”, grinnikt John. Helaas wisselde Jim zijn lidmaatschap als frontman van The Doors in voor een abonnement op de 27 Club. “Oh boy, Janis, Amy, Kurt, Jim… Belachelijk hoe lang die lijst is. Ik heb daar veel over nagedacht. In de primitieve Afrikaanse cultuur waakten de ouderlingen over de jeugd van de leeftijd 14 tot 27. Ze wisten duizenden jaren geleden al dat de leeftijd 27 cruciaal was. Zo ook bij Jim. Inmiddels heb ik geaccepteerd dat Jims vertrek overmijdelijk was. Hij was voorbestemd om een vallende ster te worden. Maar ik ben 76 en zie mezelf graag als voorbeeld voor de jeugd: je hoéft jezelf niet te vernietigen als je in een rockband zit. Jim hield ervan om alles in het leven te overdrijven en op te blazen, waardoor wij juist voorzichtiger werden.” Hij neemt een flinke slok uit zijn mok en vervolgt op droevige toon: “Je kunt niemand redden. Je kunt tegen ze zeggen dat ze clean en nuchter moeten worden, maar zolang ze dat van binnen niet beseffen, gaat het gewoon niet gebeuren.” Hij klopt op z’n hart. “Ik krijg vaak de vraag waar Jim vandaag de dag zou zijn als hij nog zou leven. Mijn antwoord was altijd: nergens. Jim was een kamikaze dronkenlap die zijn leven nooit zou beteren. Maar de laatste jaren denk ik daar anders over. Ik denk dat Jim clean en nuchter was geweest. Kijk naar Eric Clapton. Of Eminem, ook zo’n creatieve, boze gast als Jim. Hij heeft het geluk dat hij in een andere tijd is opgegroeid; tegenwoordig zijn afkickklinieken cool. We begrepen in onze tijd niet dat alcoholisme een ziekte is. Dat sommige mensen het gen hebben en er zonder hulp niet mee kunnen stoppen, wat ze ook proberen.” In een van zijn boeken, Riders On The Storm: My Life With Jim Morrison And The Doors, schrijft John over zijn schuld- gevoel jegens Jims ondergang. Hoewel hij zegt daar inmiddels van verlost te zijn, sijpelt er nog altijd iets van door in zijn antwoorden. “Een jaar lang probeerde ik Robby en Ray ervan te overtuigen dat we moesten stoppen met toeren, want Jim was een gigantische puinhoop. We klonken te gek live, maar die reputatie werd flink aangetast en dat kwetste mij. Kijk, als we in de studio waren en Jim laveloos werd, dan gingen we gewoon naar huis en hoorde niemand er iets van. Maar tegenover duizenden mensen… Oef. Soms vraag ik me af of ik niet daadkrachtiger had moeten zijn. Ik had die trein moeten afremmen. Maar als drummer was ik slechts de kombuis. Ik bungelde helemaal achteraan, terwijl andere bandleden fanatiek kolen in de oven aan het scheppen waren.” Dat mag wel zijn, maar als drummer bepaal je ook het ritme en het tempo van de band, iets waar ik John voorzichtig op wijs. “Oh, wauw. Dat is een goeie! Die ga ik misschien van je jatten”, hij leunt achterover en begint hard te lachen.
Aandoenlijk
Jim kon je als de beste laten zien hoe je het snelst zo dronken werd dat je niet meer wist of je nu twee of drie benen had. Maar wat maar weinig mensen weten, is dat Jim ook een goed gevoel voor humor had. De drummer bevestigt dat. “Hij was niet alleen maar dronken. Hoe denk je dat die gestoorde gast zulke gevoelige teksten kon neerpennen? Nou, dat deed hij de volgende dag als hij weer alleen en bedaard was. We grapten erop los en hadden een leuke tijd. Hij was enorm geestig. Met name als we onderweg waren met de band. Mensen stereotyperen dat Jim of dronken of somber was, omdat hij zulke duistere teksten schreef. Maar hij had een warm karakter en kon best aandoenlijk zijn. Tenzij hij straalbezopen was. Dan werd hij echt onaangenaam…”
De dood van Morrison betekende niet direct het einde van The Doors. Ray, Robby en John brengen nog twee albums uit, maar besluiten dan dat het sprookje definitief voorbij is. Na Full Circle (1972) sluiten ze de deuren. Dat was geen gemakkelijke beslissing, maar wel een logische. “We waren een fantastisch muzikale club, maar hadden ons vocale middel- punt verloren met onze frontman. Na twee platen gaven we het op en kozen we onze eigen wegen. Mijn weg leidde naar schrijven. De neergaande spiraal van een klapper als The Doors is steil. Sommige mensen storten zich op drugs en alcohol; ik stuitte eerst op een acteerles. Ik was doodsbang ten overstaan van twaalf mensen en zonder mijn drums. Uiteindelijk wilde ik de woorden liever opschrijven dan voordragen. Ik kan overal en wanneer ik wil schrijven, zonder afhankelijk te zijn van beschonken muzikanten. Het is misschien niet zo vermakelijk als met een band spelen voor een groot publiek, maar het is een andere vorm van creativiteit. Ik wist al dat ik een muzikant was, maar ik kan nu met overtuiging stellen dat ik ook een schrijver ben. De lengte van een zin is een muzikaal vraagstuk. Een lange zin is een melodielijn. Een korte zin is percussief”, legt John uit. Hij kijkt om zich heen en zegt dan: “Toen ik Jim leerde kennen, had hij elk boek op aarde gelezen. Nu ik zo geïnteresseerd ben in schrijven, groeit mijn vocabulaire. Ik lees meer boeken. Jim was gulzig op zoek naar nieuwe ideeën en als schrijver herken ik dat. Het is alsof Jim via mij spreekt.”
Jimitator
Densmore praat met hoorbaar veel passie over zijn nieuwe beroep. Toch staan de meeste nummers van The Doors op naam van zijn te jong gestorven collega. “Ik heb geen teksten voor ons geschreven, nee. Maar Jim kon nog geen noot spelen op welk instrument dan ook. We vulden elkaar aan. Ik heb het weleens geprobeerd, maar het is niet aan mij besteed. Geen spijt daar. Poëzie is als het geraamte van de taal, vind je niet? Maar als je ergens aan begint en beseft dat het je roeping is, blijf je het proberen. Er zijn geen garanties in het leven. Als je die wilt, neem je maar een wasmachine.” Mist hij de gouden dagen met The Doors wel eens als hij in zijn eentje in alle stilte achter zijn schrijftafel zit? “Het is amusant als duizenden mensen je aanbidden, hoor. Maar als je een paar van die shows hebt gedaan, denk je: oké, volgende! Dat is misschien waarom ik zo dol ben geworden op schrijven. Mijn tweede boek, The Doors: Unhinged uit 2013, gaat over mijn worstelingen met Ray en Robby. Door dat boek raakte ik in de ban van schrijven en dacht: oké, volgende!” Lachend knipt John met z’n vingers. “Robby en Ray wilden onze naam blijven gebruiken zonder Jim. Ik dacht: hallo, ik speelde met Jim, waarom zou ik in vredesnaam willen optreden met een Jimitator?! Ik speelde met dé man! Wie anders paste er nou in Jims leren broek? Het is onmogelijk om die te vullen.”