Print

Print

Print

November 15, 2024

Lust For Life - Interview with Michael Kiwanuka

Michael Kiwanuka interview Jolien Eijsink
Michael Kiwanuka interview Jolien Eijsink

‘Je beste ideeën komen uit je onderbewustzijn’

Michael Kiwanuka is al ruim zes jaar over z’n zelfopgelegde houdbaarheidsdatum heen, maar bracht in november toch z’n vierde langspeler uit: Small Changes. Niet postuum, maar als de Mercury Prize-winnende singer-songwriter wiens naam inmiddels niet meer knullig gespeld hoeft te worden. Daar heeft zijn derde album uit 2019, dat trots zijn achternaam draagt, mede voor gezorgd. Kiwanuka zet kleine stappen naar grote veranderingen: “Wees als een vijfjarige. Zij worden boos en vijf seconden later is het weer goed”.

Michael Kiwanuka (36) was er als twintiger heilig van overtuigd dat het leven stopte na je dertigste, met name voor artiesten. Oké, John Lennon was inderdaad dertig toen de Beatles uit elkaar gingen, maar gelukkig is er in de muziek geen verplichte pensioenleeftijd. Anders hadden we nu misschien alleen opgescheept gezeten met TikTok-hits en autotune. Denk aan David Bowie, die na zijn dertigste z’n misschien wel beste werk maakte. Maar ook aan Bruce Springsteen en The Rolling Stones, die nog geweldige albums uit hun mouwen schudden. Sterker nog, als muziek echt een houdbaarheidsdatum had, zouden we nu waarschijnlijk in een wereld leven zonder Radiohead. Doodeng, maar ik dwaal af. Kiwanuka, de sympathieke zanger met zijn zwaar Britse tongval die tegenover me zit, vertelt: “Toen ik 22 was, dacht ik dat ik op z’n minst een nieuwe carrière zou moeten beginnen op m’n 35ste. Ik was bang dat platenlabels me de deur zouden wijzen omdat ik te oud zou zijn. Toen ik opgroeide, was er veel leeftijdsdiscriminatie. Mensen waren geobsedeerd door leeftijd. Dan las ik een artikel over een jonge band en stond er in koeienletters geschreven: ‘Ze zijn pas achttien!’. Ik kreeg die opvatting niet uit m’n hoofd. Inmiddels wel, en nu gaat het goed met me.” Kiwanuka zit vandaag op de praatstoel – of nou ja, praatbank in dit geval – en biedt een boeiende blik in het hoofd van een meester-overdenker.

Small Changes is je vierde album; voel je je tegenwoordig meer op je gemak dan voorheen? Je hebt jezelf bewezen, talloze platen verkocht, prijzen gewonnen... Is je ‘imposter syndrome’ verdwenen?
“Haha, grotendeels wel! Maar ik geloof dat een vleugje impostor syndrome juist goed is, omdat het je – althans in mijn geval – blijft aansporen om beter te worden. Reikend naar iets dat net buiten je bereik ligt. Als je het gevoel hebt dat je het al beheerst, dan wordt het saai. Als je de studio binnenloopt en denkt dat je alles al weet, kan het faliekant mislukken. Maar als je de studio betreedt met een gezonde spanning, niet precies wetend wat je aan het doen bent, dan kan er iets magisch ontstaan. Het enige positieve aan imposter syndrome is dat het je ambitieus houdt.”

Je tweede plaat Love & Hate ging meer over het vinden van je stem, je derde plaat Kiwanuka...
“Kiwanuka markeerde het begin van mijn zelfvertrouwen: dit is mijn stem en ik wil iets bewijzen. In Small Changes zit ook wel persoonlijke catharsis, maar ik dacht tijdens het maken ervan veel meer na over het leven, de reis erdoorheen en hoe overweldigend het kan zijn: pandemieën, oorlogen, de politiek polariseert veel landen nu. Alles verandert voortdurend en dat kan je bang maken. Dit album gaat over hoe je daarmee om kunt gaan. Stapje voor stapje, één ding tegelijk. Ook zie ik dat jongere mensen nu gezonder leven, holistischer. De nieuwe generatie heeft gekeken naar onze fouten; ze drinken veel minder. Toen ik achttien was, was iedereen in het Verenigd Koninkrijk continu dronken. Nu gaan mensen hardlopen, drinken ze minder alcohol en verbeteren ze zichzelf, maar ook dat kan overweldigend worden. Hoe word je een beter mens? Soms zie je alleen de hele berg in plaats van één stap per keer, maar voor je het weet heb je de berg beklommen. Small Changes gaat daar ook over, over groei. Mensen gaan in therapie, ze willen groeien. Dat is de enige manier om te overleven. Los van deze diepere betekenis, is de nieuwe plaat meer minimalistisch en ingetogen dan bijvoorbeeld Kiwanuka. Ik zei tegen Flo [producer Inflo, red.]: ik wil niet cool klinken, of wat wij denken dat cool is. Ik wil gewoon mijn intuïtie vastleggen. Terwijl ik dat deed, voelde ik me soms onzeker, alsof ik misschien té ingetogen was. Maar nu het af is, ben ik er echt trots op.”

Ingetogen? Omdat het een duidelijk statement mist, zoals het nummer Black Man In A White World van Love & Hate?
“Precies. En het vorige album had zoveel lagen aan instrumentatie... Ik denk dat ik dat ook deed om een statement te maken: het moest groots klinken! Of interessant! Ik wilde een rijke, meeslepende wereld creëren, waarin je vanaf de eerste klanken volledig werd meegesleurd. Maar met dit album heb ik die ambitie teruggeschroefd, dat voelde beter zo. Er waren momenten waarop ik terug wilde vallen in de oude stijl, maar die heb ik overwonnen.”

Wat zijn kleine veranderingen die je hebt doorgevoerd tijdens het werken aan Small Changes?
“Wauw, dat zijn er echt veel. Eén van de belangrijkste was: vertrouwen op mijn intuïtie. In plaats van te proberen de beste of slimste te zijn, ben ik gaan vertrouwen op de eerste ideeën die in me opkwamen, zonder ze meteen in twijfel te trekken. Je beste ideeën komen uit je onderbewustzijn. Kijk naar jonge kinderen, vijfjarigen: zij zijn enorm intuïtief. Of naar mijn hond. Hij twijfelt nooit, haha. Het gaat allemaal om energie. Creativiteit werkt volgens mij net zo. Hoe meer je verbonden bent met die energie, hoe soepeler het stroomt. Die verandering probeer ik door te voeren: gewoon zíjn, niet forceren, erop vertrouwen dat ik een muzikant en songwriter ben zonder er krampachtig aan te werken. Het moet gewoon aanwezig zijn. En ik probeer dat ook in mijn dagelijks leven toe te passen, niet alleen in mijn werk. Laat het leven om je heen gebeuren, forceer het niet. Als er problemen zijn, leef dan door de pijn. Het is niet gemakkelijk, maar het helpt om mijn angst en zorgen te verminderen en het brengt me rust.”

Dat zijn grote veranderingen, niet echt kleine...
“Jazeker, maar alles gebeurt stap voor stap. De kleine veranderingen dragen bij aan een grote verandering. Echt aanwezig zijn, niets forceren. Wees als een vijfjarige. Zij worden boos en vijf seconden later is het weer goed. Ze overdenken het niet. Maar wij als volwassenen... Ik heb wel eens tien jaar lang een wrok gekoesterd. Daar had ik zo mijn redenen voor, het is niet zomaar verkeerd, maar helpt die wrok nou echt?”

Ja oké, maar als je vijf jaar bent, koester je nog geen wrok.
“Haha, je hebt gelijk. Maar we zijn gaandeweg onze kinderlijke spontaniteit verloren. Omdat we nu verantwoordelijkheden hebben. Als je vijf bent, hoef je je geen zorgen te maken over verantwoordelijkheid; iemand anders doet dat voor je. Ik vraag me af of er een middenweg is, waarin je verantwoordelijk kunt zijn maar tegelijkertijd met de wind mee kunt bewegen. Het is moeilijk en misschien kan het niet, maar ik ga het proberen.”

Ik moet zeggen dat ik blij ben dat je geen kleine of grote veranderingen hebt aangebracht in je producerssamenstelling. Dit is de derde keer dat je Danger Mouse en Inflo achter de knoppen hebt gezet.
“Het zijn mijn muzikale helden, dus om de studio met ze te delen, voelt bijna als valsspelen. Als je vastloopt, heb je mensen om je heen met zoveel talent en kennis. Om ze producers te noemen, eigenlijk doe je ze dan tekort: ze zijn meer dan dat. Ik wil zoveel mogelijk albums met hen maken en kijken waar het ons brengt. Ik herinner me nog de eerste keer dat ik Inflo en Brian [Burton, alias Danger Mouse, red.] ontmoette en hoe we besloten samen te werken. Het was allemaal Brians idee. Ik had hem een demo gestuurd en na mijn eerste album zat ik vast in die imposter syndrome-fase. Op een dag vroeg hij me, drie jaar na onze samenwerking, of ik aan een nieuw album werkte. Ik zei nee, want ik had het opgegeven. Ik was moe van de strijd tussen artiest en label: ik het gevoel dat er altijd grenzen waren aan wat mocht en kon. Brian luisterde geduldig en vroeg toen: ‘Hoe zou je klinken als je boos was?’ Inflo en ik hadden net de demo van Black Man In A White World gemaakt, maar het label vond de tekst te confronterend. Toen ik het aan Brian liet horen, had hij geen opmerkingen – en dat is voor hem wel zeldzaam. Hij vroeg alleen wie het had geproduceerd. Inflo, zei ik, hij is briljant. Brian zei toen: ‘Ik kom naar Londen. Blijf met Inflo werken en ik sluit me bij jullie aan.’ Dat maakt deze samenwerking zo bijzonder. Brian kan immers iedereen kiezen met wie hij wil werken.”

In hoeverre voel je dat jouw muziek niet alleen jezelf, maar ook een gemeenschap of een bepaalde cultuur vertegenwoordigt?
“Met Love & Hate probeerde ik een connectie te maken met een modern en zwart publiek. Je maakt dan in de studio keuzes met die specifieke groep in gedachten. Terwijl ik bijSmall Changes totaal niet bezig was met wie er zou luiste ren; ik ging gewoon voor het eerste wat in me opkwam. Het is net alsof je in verschillende fases verschillende outfits aantrekt. Het blijft je eigen album, maar soms is het een spijkerjack en soms een wollen jas. Ik had al een tijd geen wollen jas gedragen, en nu is het weer wat wolliger [aldus de in een spijkerjack gehulde zanger, red.].”

Ben je erg bezig met de kleur van het publiek dat naar je shows komt?
“Dat was ik wel! Ik had het hier toevallig laatst over met een vriend van mij. Ik besefte dat ik vroeger graag mezelf terug wilde zien in het publiek. Toen ik opgroeide, vond men dat ik maar een vreemde muzieksmaak had. Nu is dat anders; nu zijn er playlists en luistert iedereen naar van alles en nog wat. Maar pre-playlists luisterden de zwarte jongens op school vooral naar moderne r&b en luisterde ik naar jazz en gitaarbandjes. Dat vonden ze maar gek. Terwijl ik het juist raar vond om geen zwarte mensen te zien bij de concerten die ik bezocht. Ik wilde dat veranderen – samen met m’n gekke achternaam. Het maakte me in het begin echt boos dat er bijna geen zwarte mensen naar m’n shows kwamen, tot ik op een dag dacht: dit slaat nergens op. Het is helemaal niet vanzelfsprekend dat mensen naar je show komen of naar je album luisteren en van je muziek genieten. Zoveel mensen maken muziek die niemand ooit hoort. Het is een voorrecht. Op dat moment ben ik gestopt met me zoveel zorgen te maken. Grappig genoeg liep de zaal toen juist vol, haha. Maar de wereld veranderde ook. De zwarte cultuur werd meer geaccepteerd. Mensen gingen weer meer durven, ze begonnen het idee te omarmen dat je naar allerlei soorten muziek kunt luisteren. Dat was in 2005 echt niet zo. Ik denk ook dat Kendrick Lamars To Pimp A Butterfly [uit 2015, red.] veel invloed heeft gehad. Dat album was allesbehalve een typisch hiphopalbum en op een bepaalde manier heeft dat mijn muziek ook geholpen. Ik worstelde er wel erg mee, hoor. Maar nu kan het me niet zoveel meer schelen. Het kan altijd beter, denk ik. Mensen kunnen best wat meer buiten hun comfortzone stappen. Kijk naar Steve Lacy: het feit dat hij gitaar speelt, zorgt ervoor dat zwarte mensen zich met hem kunnen identificeren en naar z’n concert gaan; ze adoreren nu ook de gitaar. Je hebt een leider nodig. Ik was op zoek naar zo iemand, maar heb die nooit gevonden.”

This interview was published in Lust For Life magazine.

Get Notified Of New Posts

Get Notified Of New Posts

Get Notified Of New Posts